
Onno de Bever
Wybertjes en paraplu’s
In februari 2016 is het nieuwe station Den Haag Centraal geopend. Ik kijk daar met veel plezier en trots naar, want het was mijn project. Het einde van een acht jaar durende samenwerking met ProRail en NS en met een begroting van 130 miljoen euro.
Tussen 1960 en 1980 liepen de steden leeg en ook Den Haag ontliep dat lot niet. De gemeente vroeg zich af: hoe keren we deze leegloop? De conclusie: daarvoor is een aantrekkelijk stadshart en goed openbaar vervoer van levensbelang. Ook het aantal treinreizigers begon toe te nemen en er ontstonden nieuwe vormen van openbaar vervoer, zoals de lightrail tussen Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam, de RandstadRail. Het oude station was toen al meer dan twintig jaar oud. Een saai gebouw, niet toegerust op deze ontwikkelingen en al helemaal geen mooie binnenkomer in de stad. In 1995 begon de planvorming voor Den Haag Nieuw Centrum, in 2002 werd gestart met de aanpak van het stationsgebied en in 2009 was het station zelf aan de beurt. Doel: een OV-knooppunt dat niet alleen de groeiende reizigersstromen verwerkt, maar er ook mooi uitziet. Imposante architectuur past bij Den Haag.
Nu kun je bij een project als dit gewoon de tent sluiten en in korte tijd een nieuw station neerzetten. Bouwen in een weiland is niet moeilijk. Maar dan jaag je mensen gegarandeerd de auto in en het is bekend dat je ze daar maar moeilijk weer uit krijgt. Verbouwen én de winkel openhouden dus en zorgen dat de overlast voor de omwonenden beperkt blijft, zeker omdat er vooral ’s nachts gebouwd werd. Daarvoor heb je veel communicatie nodig én moderne techniek. Goed uitleggen en iedereen erbij houden. Geen heimachine, maar boorpalen. We werden beloond met bijzondere momenten. De grootste mobiele kraan van Europa in actie zien. Paraplu’s uitdelen in de stationshal – het oude station was gesloopt, maar het tijdelijke station nog net niet klaar en precies op dat moment kregen we noodweer. Samen met de wethouder en de directeur van ProRail zag ik midden in de nacht hoe de eerste van de 256 glaspanelen in de vorm van wybertjes in het dak geplaatst werd. Maar ook lastiger momenten: als zaken niet gingen zoals gepland, vooral als er een kans was dat de veiligheid in gevaar zou komen, de afweging maken of ik de wethouder wel of niet uit bed moest bellen. Zoals toen we tijdens de sloopwerkzaamheden geconfronteerd werden met een instabiele ondergrond; de keuze tussen het station tijdelijk sluiten of grote vertraging oplopen. Uiteindelijk hebben we alle problemen natuurlijk gewoon opgelost en het mooiste compliment dat je mij kunt geven, waren de gebruikers die zeiden: we hebben er eigenlijk niet zoveel van gemerkt.
Werken aan de stad stopt nooit. We zijn nu al aan het denken over Den Haag in 2040, over een stad die weinig kanten op kan en het moet hebben van zo duurzaam mogelijke verdichting. Hoe we ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en veiligheid kunnen samenvoegen tot één leefbaar geheel. Meedenken over ontwikkelingen, meedenken over de inrichting van mijn eigen stad, me afvragen hoe we het mooi, functioneel en toekomstbestendig kunnen maken – dat verveelt me nooit.


